Op 16 november 2018 is een arrest door de Hoge Raad gewezen. Een interessante uitspraak, omdat daarin de vraag is beantwoord of je als eiser bij het gerechtshof (in hoger beroep) je ‘hoedanigheid’ mag veranderen. Het antwoord is bevestigend.
BV X heeft haar aandelen in ‘Superkeukens’ verkocht aan Euretco, een inkooporganisatie, onder een aantal voorwaarden. Euretco zou niet aan deze voorwaarden hebben voldaan, waarna BV X een vordering heeft ingesteld bij de rechtbank. Van de drie ingestelde vorderingen zijn er hier twee van belang:
- Euretco had een aandeelhoudersvergadering moeten beleggen om de bestuurder van BV X als commissaris te benoemen, hetgeen Euretco niet heeft gedaan. BV X vordert schade vanwege gemiste commissariaatinkomsten;
- Euretco had een vestiging van Superkeukens in Bergen op Zoom (nieuwe franchisenemer) moeten aanvaarden, hetgeen zij niet heeft gedaan. BV X vordert schade vanwege gemiste franchise-inkomsten.
Bij de rechtbank worden deze twee vorderingen afgewezen. Argumenten van de rechtbank zijn dat de benoeming tot commissaris een (vermeend) recht is van de bestuurder van BV X (en niet van de vennootschap zelf) en dat de franchise in Bergen op Zoom een (vermeend) recht is van de betreffende franchisenemer (Mondial Keukens B.V., een dochtervennootschap van BV X) en dus ook niet van BV X zelf.
BV X gaat in hoger beroep bij het gerechtshof en wijzigt daar haar ‘hoedanigheid’. Bij de rechtbank vorderde BV X nog in eigen naam, maar in hoger beroep wijzigt zij dit en vordert BV X nu als lasthebber van de bestuurder van BV X en als lasthebber van Mondial Keukens B.V.
De Hoge Raad overweegt dat deze wijziging van hoedanigheid is toegestaan!
Als iemand dus in eerste aanleg een vordering instelt die wordt afgewezen, omdat deze vordering eigenlijk had moeten worden ingesteld door een andere persoon/entiteit dan kun je dit in hoger beroep repareren.
Doe dat wel op tijd, want dit kan en mag alleen bij het eerste schriftelijke stuk dat je in hoger beroep indient. Daarna is het niet meer toegestaan.