Deponeringstermijn
Sinds 1 november 2015 is de deponeringstermijn voor publicatie van de jaarrekening met ingang van boekjaar 2016 met één maand verkort. De gewijzigde regels zijn van toepassing op rechtspersonen en gelden dus (ook) voor naamloze- en besloten vennootschappen.
Het bestuur van de rechtspersoon moet – net als voor 2016 het geval was – binnen vijf maanden na het einde van het boekjaar de jaarrekening opmaken. De algemene vergadering van aandeelhouders kan het bestuur hiervoor uitstel verlenen van maximaal vijf maanden. Onder de regels tot boekjaar 2016 kon de algemene vergadering van aandeelhouders het bestuur uitstel verlenen van maximaal zes maanden zodat de termijn van uitstel met één maand verkort is.
Vervolgens zijn er twee situaties te onderscheiden.
1. De situatie dat de bestuurders ook alle aandeelhouders zijn.
2. De situatie dat niet alle bestuurders ook alle aandeelhouders zijn.
In de eerste situatie geldt (nog steeds) dat ondertekening van de jaarrekening door de bestuurder(s) ook kwalificeert als een vaststelling van de jaarrekening door de algemene vergadering van aandeelhouders. Uiterlijk acht kalenderdagen later moet het bestuur de jaarrekening bij de Kamer van Koophandel deponeren.
In de tweede situatie geldt dat de jaarrekening uiterlijk binnen twee maanden nadat deze is opgemaakt, door de algemene vergadering van aandeelhouders vastgesteld moet zijn en door het bestuur bij de Kamer van Koophandel gedeponeerd. Het vorenstaande is in het volgende overzicht samen te vatten:
Opmaken | Maximaal uitstel | Vaststelling | Uiterlijk deponeren | |
alle bestuurders zijn ook alle aandeelhouders | 5 maanden na het boekjaar | 5 maanden | n.v.t. | 10 maanden en 8 dagen na verstrijken boekjaar |
niet alle bestuurders zijn ook alle aandeelhouders | 5 maanden na het boekjaar | 5 maanden | 2 maanden na het opmaken | 12 maanden na verstrijken boekjaar |
De gevolgen van het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening
Het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening heeft de nodige gevolgen. Zo kwalificeert het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening als een economisch delict. Op basis van artikel 1 van de Wet op de economische delicten kan aan de rechtspersoon of haar bestuur in dat geval een geldboete van maximaal € 20.750,- opgelegd worden. Bovendien kan het bestuur geconfronteerd worden met een taakstraf of zelfs een gevangenisstraf van één jaar.
Het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening kan daarnaast leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid voor het gehele boedeltekort als de vennootschap failliet gaat. Het kwalificeert op grond van artikel 2:248 lid 2 BW als een onbehoorlijke taakvervulling van het bestuur en deze wordt vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn. Het bestuur van de vennootschap is in dat geval hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele tekort in het faillissement. Dit is slechts anders als het bestuur aannemelijk maakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement zijn geweest en er dus sprake is van een ‘onbelangrijk verzuim’.
Of al dan niet sprake is van een onbelangrijk verzuim hangt volgens de Hoge Raad af van alle omstandigheden van het geval. In het bijzonder worden de redenen voor de overschrijding in aanmerking genomen. Maar, ook de duur van de overschrijding kan relevant zijn. Zo overwoog de Hoge Raad in 1993 dat een overschrijding van de uiterlijke termijn voor publicatie van de jaarrekening met twaalf kalenderdagen in die specifieke kwestie kwalificeerde als een ‘onbelangrijk verzuim’ nu de crediteuren van (de latere) failliet in elk geval rekening dien(d)en te houden met de mogelijkheid dat het bestuur (impliciet of expliciet) uitstel voor het opmaken van de jaarrekening is verleend. Uiteraard betekent dit niet dat een beperkte overschrijding van de deponeringstermijn altijd een onbelangrijk verzuim is. Dit hangt af van iedere specifieke kwestie.
In elk geval heeft een succesvolle ontzenuwing van het vermoeden van een onbehoorlijke taakvervulling als bestuur tot gevolg dat het aan de curator is om aannemelijk te maken dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Indien de curator daar niet in slaagt, stuit de vordering af en is het bestuur in ieder geval niet vanwege het niet tijdig deponeren van de jaarrekening hoofdelijk aansprakelijk voor het gehele tekort in het faillissement.
Conclusie
Een bestuurder van een vennootschap is verplicht om ieder jaar zorg te dragen voor tijdige deponering van de jaarrekening. Deze verplichting moet niet lichtvaardig opgevat worden. Naast een strafrechtelijke veroordeling van de rechtspersoon of haar bestuur wordt het niet (tijdig) deponeren van de jaarrekening voorafgaand aan faillissement vermoed een belangrijke oorzaak van het faillissement te zijn. Het bestuur heeft de mogelijkheid om dit vermoeden te ontzenuwen met het gevolg dat het aan de curator is om aannemelijk te maken dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling mede een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Slaagt het bestuur daar echter niet in, dan staat hoofdelijke aansprakelijkheid van het bestuur voor het gehele boedeltekort vast. Wees hier dus op bedacht!
Wilt u meer weten? Neem dan contact met ons op.