Op 8 september 2017 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:2269) enkele prejudiciële vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie over de bevoegdheid van een faillissementscurator om een Peeters/Gatzen-vordering in te stellen in internationale kwesties.
Een faillissementscurator komt op voor de belangen van de gezamenlijke schuldeisers in een faillissement. Hij kan een zogeheten Peeters/Gatzen-vordering instellen. Dit is een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad die alleen namens de gezamenlijke schuldeisers kan worden ingesteld. De opbrengst van een dergelijke vordering valt in de faillissementsboedel.
De Hoge Raad legt in deze kwestie onder meer de vraag aan het Europese Hof van Justitie voor, of de door de curator ingestelde Peeters/Gatzen-vordering wordt beheerst door de EEX Verordening (Verordening EG nr. 44/2001) of door de Insolventieverordening (Verordening EG nr. 1346/2000). Deze twee verordeningen sluiten elkaar namelijk uit. Een vordering valt of onder de EEX-verordening of onder de Insolventieverordening. Bij een Peeters/Gatzen-vordering vinden het vorderingsrecht op en de aansprakelijkheid van de derde, hun oorsprong in de gemeenschappelijke regels van het burgerlijk recht, namelijk de regels omtrent de onrechtmatige daad. Op basis daarvan zou de EEX-Verordening van toepassing zijn. Maar, de (exclusieve) bevoegdheid van de curator om deze vordering namens alle gezamenlijke schuldeisers in te stellen, vloeit voort uit de specifieke regels voor een insolventieprocedure. Dit laatste duidt op toepasselijkheid van de Insolventieverordening. Het antwoord op de vraag welke van deze verordeningen van toepassing is, is bepalend voor de rechtsmacht van de rechter, dus welke rechter bevoegd is om te oordelen over deze kwestie.
Daarnaast is het de vraag of, wanneer de Insolventieverordening van toepassing is op de Peeters/Gatzen-vordering, deze vordering wordt beheerst door het recht van de lidstaat waar de insolventieprocedure is geopend, zowel voor wat betreft de bevoegdheid van de curator tot het instellen van deze vordering, als wat betreft het op deze vordering toepasselijke recht.
Kortom, de in dit kader gestelde prejudiciële vragen zijn van groot belang voor de kwalificatie van een Peeters/Gatzen-vordering en de mogelijkheid van de curator om hierop een beroep te doen in internationaal verband. Wij stellen u op de hoogte zodra het Europese Hof van Justitie uitleg heeft gegeven met betrekking tot deze vragen.
Heeft u vragen, neem contact op met onze advocaten die gespecialiseerd zijn op het gebied van financiering, zekerheden en insolventierecht.