De vennootschap onder firma failliet….de vennoten wellicht niet….

Juridisch nieuws

Met ingang van 6 februari 2015 zullen de vennoten van een vennootschap onder firma (VOF) niet zonder meer failliet worden verklaard als de VOF waarvan zij vennoot zijn, in staat van faillissement wordt verklaard. De Hoge Raad heeft zulks overwogen in zijn arrest van afgelopen vrijdag (6 februari 2015 – ECLI:NL:HR:2015:251).

Tot 6 februari 2015 was – al vanaf 1927 (!) –  de geldende leer in de rechtspraak dat het faillissement van een VOF automatisch tot gevolg had dat ook de vennoten, de eigenaren van de VOF, in staat van faillissement werden verklaard. Een uitzondering op deze regel, bestond niet. Had een VOF meer dan één schuld, dan hadden de individuele vennoten meer dan één schuld, en aldus was er sprake van een faillissementssituatie (de situatie dat men heeft opgehouden te betalen). De gedachte achter de regel ‘VOF failliet, vennoten failliet’, is dat een VOF geen rechtspersoonlijkheid bezit en dat de vennoten van een VOF (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de schulden van de (failliete) VOF. Deze redenatie is op zichzelf niet opmerkelijk. Hoewel het vermogen van een VOF afgescheiden is van het privévermogen van de vennoten, lijkt dit onderscheid in vermogen enkel van belang voor de bescherming van het vennootschappelijk vermogen van de VOF. Privéschulden van (één van) de vennoten, kunnen niet worden verhaald op het afgescheiden vermogen van de VOF. Zakelijke schulden van de VOF, kunnen wel worden verhaald op het privévermogen van (één van) de vennoten. Dit in ogenschouw nemende, is het te rechtvaardigen dat het faillissement van een VOF ook het faillissement van de vennoten tot vanzelfsprekend gevolg heeft.

De Hoge Raad breekt in zijn arrest van 6 februari 2015 evenwel met deze regel door te overwegen dat het faillissement van een VOF doorgaans het faillissement van de vennoten tot gevolg zal hebben, maar dat het faillissement van de vennoten niet noodzakelijkerwijs het logische gevolg hoeft te zijn.

Deze redenatie van de Hoge Raad, is te billijken. De Hoge Raad overweegt dat juist door het afgescheiden vermogen van een VOF, de situatie kan ontstaan dat een VOF in een toestand is komen te verkeren dat hij heeft opgehouden te betalen (en dus failliet wordt verklaard), maar dat de individuele vennoten wel in staat zijn om de zakelijke verplichtingen van de VOF vanuit het privévermogen te voldoen. Is dat het geval, dan zijn de vennoten, of is één van hen, vanuit juridisch perspectief niet failliet en dus zou de (niet beoordeelde) faillietverklaring van de vennoten volgend op het faillissement van de VOF een ernstige inbreuk tot gevolg kunnen hebben. Een failliet verliest immers de bevoegdheid om over zijn eigen vermogen te beschikken en deze te beheren en ziet zich geconfronteerd met een curator die het vanaf dat moment voor het zeggen heeft en zal overgaan tot het te gelde maken van het privévermogen.

De Hoge Raad legt aan deze ommezwaai ook nog ten grondslag dat de wet al enige tijd (vanaf 1 december 1998) voorziet in de mogelijkheid voor natuurlijke personen om te verzoeken toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling (WSNP). Door van rechtswege en zonder enige inhoudelijke toets failliet te worden verklaard omdat de VOF failliet is verklaard, wordt ook inbreuk gemaakt op de mogelijkheid om toelating tot de schuldsaneringsregeling te verzoeken. De tot 6 februari 2015 gehanteerde regel staat daardoor haaks op hetgeen in de wet is bepaald.

Tot slot geeft de Hoge Raad nog mee dat de bestaande regel in strijd is met het Europese recht. Eerder al (op 15 december 2011) heeft het Europese Hof van Justitie overwogen dat een rechter (dus ook een Nederlandse) ten aanzien van elke schuldenaar afzonderlijk dient te bepalen of hij bevoegd is – vanuit internationaalrechtelijk perspectief – een faillissementsprocedure te openen en het faillissement van een individuele schuldenaar uit te spreken. Door de vanzelfsprekende en niet juridisch getoetste faillietverklaring van een schuldenaar, wordt in strijd gehandeld met hetgeen het Europese Hof van Justitie heeft bepaald. Tevens is sprake van strijdigheid met Europees recht doordat artikel 6 EVRM – kort gezegd  de bepaling dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces – wordt geschonden, aldus de Hoge Raad. Een vennoot kan niet failliet worden verklaard zonder dat specifiek om zijn faillissement is verzocht en zonder dat ook daadwerkelijk sprake is van een faillissementssituatie. Door het faillissement van de vennoten uit te spreken zonder dat daartoe een verzoek is gedaan en zonder dat is bezien of de individuele vennoten ook daadwerkelijk voldoen aan de wettelijke vereisten op grond waarvan een faillissement mag worden uitgesproken – zoals tot 6 februari 2015 het geval was – wordt artikel 6 EVRM geschonden.

Kortom: met ingang van 6 februari 2015 zal het faillissement van een VOF niet meer van rechtswege het faillissement van de vennoten tot gevolg hebben. Om het faillissement van de vennoten moet expliciet worden verzocht en alsdan zal een rechter een dergelijk verzoek per individuele vennoot afzonderlijk moeten toetsen alvorens het faillissement uit te spreken.

Vragen over dit arrest? Neem dan contact op.