Op 21 maart 2014 heeft de Hoge Raad een arrest gewezen ten aanzien van de veel in overeenkomsten en algemene voorwaarden opgenomen overdrachtsverboden en/of verpandingsverboden (HR 21 maart 2014, ECLI:NL:HR:2014:682 (Coface / Intergamma). Lange tijd was het onduidelijk welke werking aan dergelijke bedingen kan worden toegekend. In het arrest van 21 maart 2014 heeft de Hoge Raad overwogen dat deze bedingen dienen te worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de bedoeling van partijen. In beginsel wordt daarbij uitgegaan van een uitsluitend verbintenisrechtelijke werking.
Op grond van artikel 3:83 lid 2 Burgerlijk Wetboek kan de overdraagbaarheid van vorderingsrechten worden uitgesloten door een beding tussen schuldeiser en schuldenaar. Partijen kunnen een dergelijk beding opnemen in bijvoorbeeld een overeenkomst of algemene voorwaarden. Als partijen op grond van dit wetsartikel een overdrachtsverbod en/of verpandingsverbod overeenkomen, maar vervolgens in strijd daar mee handelen, heeft dat niet alleen tot gevolg dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst (wanprestatie), maar ook dat de overdracht of verpanding ongeldig is. Dit effect wordt ook wel de goederenrechtelijke werking van een overdrachtsverbod en/of verpandingsverbod genoemd.
Partijen kunnen ook, anders dan op grond van artikel 3:83 lid 2 Burgerlijk Wetboek, een overdrachtsverbod en/of verpandingsverbod overeenkomen(bij obligatoir beding). In dit beding kunnen zij eveneens bepalen dat het vorderingsrecht niet of slechts beperkt zal mogen worden overgedragen. Een dergelijk beding heeft geen goederenrechtelijke werking, maar slechts verbintenisrechtelijke werking. Dit houdt in dat wanneer men in strijd met het overdrachtsverbod en/of verpandingsverbod handelt, men tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst. Dit raakt echter de geldigheid van de overdracht of verpanding niet.
Beide vormen van bedingen die de overdracht of verpanding uitsluiten, worden in de praktijk overdachtsverboden en/of verpandingsverboden genoemd. In veel overeenkomsten of algemene voorwaarden zijn dergelijke bedingen opgenomen.
Er is al geruime tijd discussie over de vraag wanneer er sprake is van een beding op grond van artikel 3:83 lid 2 Burgerlijk Wetboek en wanneer het een ander (obligatoir) beding betreft. Ter verduidelijking van deze discussie heeft de Hoge Raad in het arrest Coface/Intergamma (van 21 maart 2014) bepaald dat een overdrachtsverbod en/of verpandingsverbod in bijvoorbeeld een overeenkomst of algemene voorwaarden moet worden uitgelegd naar objectieve maatstaven, met inachtneming van de bedoeling van partijen (de zogenaamde Haviltexmaatstaf). De Hoge Raad neemt in dit arrest als uitgangspunt dat overdrachtsverboden en/of verpandingsverboden in beginsel uitsluitend verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de – naar objectieve maatstaven uit te leggen – formulering van het beding en de bedoeling van partijen kan worden afgeleid dat een beding in de zin van artikel 3:83 lid 2 Burgerlijk Wetboek is bedoeld. Indien sprake is van een beding op grond van artikel 3:83 lid 2 Burgerlijk Wetboek heeft het overdrachtsverbod en/of verpandingsverbod namelijk goederenrechtelijke werking.
Dit arrest is van groot belang voor de verhouding tussen contractspartijen onderling, alsook hun relatie met derden. Bijvoorbeeld in de financieringspraktijk speelt de uitleg van dergelijke bedingen een grote rol. Het al dan niet verstrekken van financieringen aan ondernemingen is onder andere gebaseerd op de verpanding van vorderingen. Indien in een overeenkomst of algemene voorwaarden overdrachtsverboden en/of verpandingsverboden zijn opgenomen, kunnen deze er, afhankelijk van de werking die aan het beding dient te worden toegekend, toe leiden dat er geen rechtsgeldige verpanding tot stand komt. Dit kan uiteindelijk tot gevolg hebben dat er geen financiering zal worden verstrekt. Het is dus van belang welke werking aan een overdrachtsverbod en/of verpandingsverbod wordt toegekend. Het is interessant te bezien of uw overeenkomsten en/of algemene voorwaarden dergelijke bedingen bevatten en welke werking daar naar verwachting aan toegekend kan worden.
Als u hierover vragen heeft of overige vragen op het gebied van financiering, zekerheden en insolventierecht neem dan gerust contact op met Mignon ter Beek-Ehren.