Vanuit de Europese Unie en dus ook vanuit Nederland wordt regelmatig handel gedreven met Cuba. Door de overheid worden zelfs handelsmissies georganiseerd naar Cuba om commerciële contacten te leggen. Niet vreemd want in Cuba is veel te brengen en te halen nu het politieke klimaat gematigder is geworden. Maar de Verenigde Staten denkt daar anders over. Heel anders.
In 1996 is door de Verenigde Staten een wet aangenomen die in de loop der jaren is aangevuld en gewijzigd. In het kort verbiedt deze wet een ieder om handel te drijven met (communistisch) Cuba. Deze wet wordt afgekort tot de Helms Burton Act (HB Act). Met ‘een ieder’ wordt bedoeld iedereen over de hele wereld. Dus ook EU ingezetenen. Mochten uw wenkbrauwen nu fronsen dan zult u niet de enige zijn. Het is juist dat de Verenigde Staten een wet heeft aangenomen die geldt voor iedereen over de gehele wereld. Om deze reden is in hetzelfde jaar 1996 door de Europese Unie een Verordening aangenomen als tegenreactie op de HB Act. Deze EU Verordening verbiedt iedere EU Ingezetene om te handelen conform de HB Act.
Na 1996 is het relatief stil gebleven op dit vlak. Reden: de Europese Unie en Verenigde Staten hebben kort na 1996 afgesproken dat de HB Act niet zal worden uitgevoerd in de EU. So far so good.
Totdat in 2017 de Verenigde Staten een nieuwe president kregen. Hij maakte als één van zijn vele speerpunten de HB Act nieuw leven in te blazen. In korte tijd is vervolgens een aantal Europese vennootschappen (met moeder- of dochtervennootschappen in de Verenigde Staten) door de sanctieautoriteiten in de Verenigde Staten veroordeeld tot betaling van forse boetes (miljoenen dollars). Voor zover bekend zijn hierover geen procedures gevoerd voor een rechter. Hoe anders is het in de zaak die ik u nu voorleg.
Een software bedrijf in Nederland, die ik in deze bijdrage gefingeerd zal aanduiden als Soft BV, verkoopt haar producten over de hele wereld, waarvoor zij ook derden inschakelt. Voor de verkoop van software in Cuba is mijn cliënte in 1996 (wederom deze datum, geheel toevallig) ingeschakeld. Mijn cliënte zal ik Verkoper noemen. Verkoper is geregistreerd buiten Nederland. De overeenkomst van 1996 is jarenlang door de partijen Soft BV en Verkoper uitgevoerd, grotendeels naar tevredenheid van beiden. Tot begin 2019. Tot dat moment werden de aandelen van Soft BV gehouden door een Engelse investeringsmaatschappij, maar zij verkocht haar aandelen aan een Amerikaanse investeringsmaatschappij, hierna te noemen US Invest. De verkoopovereenkomst tussen de Engelse investeringsmaatschappij als verkoper en US Invest als koper is gesloten rond maart 2019. De aandelen in Soft BV zouden geleverd worden in mei 2019. In maart 2019 kwam US Invest tot de ontdekking dat Soft BV haar producten verkocht in Cuba (met behulp van Verkoper). US Invest nam direct actie en gaf opdracht aan Soft BV om de overeenkomst uit 1996 met Verkoper op te zeggen met onmiddellijke ingang.
Soft BV handelde conform dit verzoek van haar nieuwe, potentiële aandeelhouder en zegde de overeenkomst met Verkoper van 1996 met onmiddellijke ingang op. Reden van opzegging: de HB Act. Nu denkt u wellicht hoe dit mogelijk is, want Soft BV is een Nederlandse vennootschap en valt onder de EU regelgeving. De EU Verordening uit 1996 verbiedt (in dit geval) Soft BV om op te zeggen op grond van de HB Act. Dit is exact de vraag die de Nederlandse rechtbank in Den Haag is voorgelegd. Welke wetgeving prevaleert: de HB Act uit de Verenigde Staten of de Verordening van de Europese Unie.
Soft BV stelde in dit kader onder meer dat de sanctieautoriteiten in de Verenigde Staten daadwerkelijk sancties opleggen als in strijd wordt gehandeld met de HB Act, terwijl de Europese Unie niets doet qua sanctiebeleid als in strijd met de Verordening wordt gehandeld. Dit zou een reden zijn, zo stelde Soft BV, dat het belang van Soft BV om te handelen conform de HB Act groter is dan haar belang om de Europese Verordening na te komen.
De rechter maakte korte metten met deze argumentatie. Allereerst geeft de rechter aan dat Soft BV zich niet kan beroepen op overmacht, omdat US Invest zelf de keuze heeft gemaakt aandelen in Soft BV te kopen, welke keuze niet in het nadeel van Verkoper mag uitpakken. Opvallend is dat de rechter een opmerking ten overvloede maakt, die de uitspraak relevant maakt voor toekomstige gevallen. Volgens de rechter is de EU Verordening namelijk van toepassing op, onder meer, Nederlandse ingezetenen en dus ook op Soft BV. Met de opzegging, zo vervolgt de rechter, kan Soft BV zich schuldig hebben gemaakt aan de artikelen 1 en 2 Wet Economische Delicten, in welke artikelen de EU Verordening in Nederland is geïmplementeerd. Met andere woorden Soft BV kan strafrechtelijk worden vervolgd door de opzegging die Soft BV heeft gedaan.
Soft BV is door de rechter te Den Haag in een vonnis van 25 juni 2019 veroordeeld om de overeenkomst tussen haar en Verkoper uit 1996 na te komen. Voor Verkoper komt daarmee een einde aan het juridisch getouwtrek (behalve dan dat er nog een hoger beroep speelt dat door Soft BV is ingesteld) nu de overeenkomst (weer) keurig wordt uitgevoerd tussen partijen. Voor Soft BV lijkt het einde nog lang niet in zicht, aangezien zij óf door de sanctieautoriteiten uit de Verenigde Staten zal worden aangesproken (met forse boetes) en/óf de Nederlandse sanctieautoriteiten (in opdracht van de Europese Commissie) Soft BV strafrechtelijk zullen vervolgen (ook met boetes).
Wat een ondoordachte opzegging allemaal voor gevolgen kan hebben. Reden te meer goed na te denken wanneer een overeenkomst kan worden beëindigd en op welke wijze een beëindiging van een overeenkomst moet worden vorm gegeven.
Voor vragen over opzegging of andere wijze van beëindiging van overeenkomsten kunt u altijd met ons kantoor contact opnemen of met Frank Laagland.