Ivette is samen met Nathalie Amiel (Houthoff) auteur voor de rubriek ‘huurrecht’ van Mr. Online, hét online platform voor juristen. In deze bijdrage bespreken zij een recente uitspraak van de Hoge Raad over de vraag of een huurder recht heeft op een renovatievergoeding als hij niet tijdelijk verhuist, maar ergens gaat logeren. Ook bespreken zij wederom een zaak waarin de Amsterdamse kantonrechter ambtshalve een huurprijswijzigingsbeding in een woonruimtehuurovereenkomst vernietigde.
Het regent gesneuvelde bedingen en is logeren gelijk aan verhuizen?
Onlangs vernietigde de Amsterdamse kantonrechter wederom ambtshalve een huurprijswijzigingsbeding in een woonruimtehuurovereenkomst vernietigde. In onze Snelrechtbijdrage van 25 mei jl. stonden we ook stil bij deze ontwikkeling. Deze keer een nieuw (overigens mislukt) verweer van de verhuurder.
In deze zaak mocht verhuurder Bouwinvest de huurprijs jaarlijks verhogen aan de hand van de consumentenprijsindex met daarbovenop maximaal 5%. Het beding werd vernietigd, want het werd oneerlijk bevonden in de zin van de Richtlijn Oneerlijke Bedingen. Alles wat deze huurders meer hadden betaald dan de aanvangshuurprijs was daarmee onverschuldigd betaald. Nieuw aan deze uitspraak is dat Bouwinvest een beroep deed op de rechtszekerheid, omdat de Amsterdamse kantonrechter in 2022 in een andere procedure tussen dezelfde partijen had beslist dat deze huurders een huurachterstand moesten betalen. Er was geen hoger beroep ingesteld; de eerlijkheid van het huurprijswijzigingsbeding was daarmee een feit, aldus Bouwinvest. De kantonrechter oordeelde echter dat nationale regelingen – zoals een termijn voor hoger beroep – niet in de weg mogen staan aan de consumentenbescherming van de Richtlijn (onder verwijzing naar een uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 4 mei jl.). Bouwinvest heeft aangekondigd in hoger beroep te zullen gaan tegen dit vonnis.
Hoewel dit de zevende keer in korte tijd is dat de Amsterdamse kantonrechter een eenzijdig huurprijswijzigingsbeding oneerlijk heeft geoordeeld in de zin van de Richtlijn, zijn er (voor zover ons bekend) nog geen uitspraken bekend van andere instanties waarin hetzelfde is geoordeeld. Hoger beroep is dus beslist zinvol. Wat ons betreft, leent deze of een vergelijkbare zaak zich bij uitstek voor het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad. Totdat hierover duidelijkheid is gekomen, verdient het aanbeveling dat professionele verhuurders hun woonruimtehuurovereenkomsten (laten) controleren en, indien nodig, (laten) herzien.
Bent u geïnteresseerd in andere bijdragen van Ivette en Nathalie? Kijk dan op de website van Mr. Online.