In haar arrest van 21 juni 2013 (RI 2013/90) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de bodemverhuurconstructie een geoorloofde wijze van het in vuistpand nemen van verpande zaken is. Vraag is echter of deze uitspraak nog relevant is voor pandhouders. Het belang van de uitspraak lijkt namelijk reeds te zijn ingehaald door de invoering van artikel 22 bis Invorderingswet op 1 januari 2013.
Met de invoering van artikel 22 bis Invorderingswet is het veelvuldig gebruik van onder meer de bodemverhuurconstructie, maar ook het pandhoudersbeslag rigoureus aan banden gelegd. Pandhouders zijn voortaan verplicht om mededeling te doen aan de Belastingdienst van het voornemen hun rechten (waaronder het in vuistpand nemen) uit te oefenen met betrekking tot bodemzaken. Vervolgens dient de pandhouder vier weken af te wachten, voordat uitvoering kan worden gegeven aan dit voornemen. Deze vier weken zijn bedoeld om de Belastingdienst de mogelijkheid te bieden zelf actie te ondernemen en bodembeslag te leggen.
De Belastingdienst krijgt als gevolg van de verplichte melding in feite een voorsprong, die voor de pandhouder haast onmogelijk zal zijn in te halen. Het is als de schildpad die eerder bij de finish hoopt te komen dan de haas. Ja, er bestaat een fabel waarin de schildpad daarin slaagde, maar een ieder zal begrijpen dat in dat verhaal sprake was van een uitzonderingssituatie. Ook pandhouders zullen het vanaf 1 januari 2013 moeten hebben van dergelijke uitzonderingssituaties.
In beginsel bestaat de mogelijkheid dat de Belastingdienst aan de pandhouder laat weten dat ze niet tot het leggen van bodembeslag over zal gaan. Dat deze uitzondering zich zal voordoen is vrij onrealistisch. Hoe groot is immers de kans dat een onderneming geen betalingsverplichting zal hebben ten opzichte van de Belastingdienst, op het moment dat de pandhouder haar zekerheidsrechten wil gaan uitwinnen wegens een tekortkoming van diezelfde onderneming?
Blijft over de mogelijkheid voor de pandhouder dat de Belastingdienst de periode van vier weken ongebruikt laat verstrijken. De haas die in slaap valt, om nog even terug te grijpen op de fabel. Niet uitgesloten is dan ook dat pandhouders op creatieve wijze op zoek zullen gaan naar effectieve slaapliedjes.
Kort gezegd: Het aan de Invorderingswet 1990 toegevoegde artikel 22 bis heeft zeer vergaande gevolgen voor de waardering van pandrechten. De praktijk wordt dan ook met veel interesse gevolgd, omdat deze zal uitwijzen hoe alert de Belastingdienst uiteindelijk reageert op meldingen van pandhouders.