De kantonrechter in Maastricht (ECLI:NL:RBLIM:2020:5959) concludeerde onlangs dat de huurder bij een omzethuur een grote, maar niet-onbegrensde, vrijheid heeft zijn bedrijfsvoering in te richten: deze mag niet zo worden ingericht dat de verhuurder met lege handen achterblijft.
Als omzethuur wordt overeengekomen, houdt dit in dat (een deel van) de huurprijs afhankelijk is van de door de huurder te behalen omzet. Voordeel is dat in goede tijden de verhuurder een graantje meepikt van de goede resultaten van de huurder en dat in slechte tijden de huurder de klappen niet alleen opvangt. Oftewel: for better or for worse. Bovendien zijn zowel huurder als verhuurder er (nog meer) bij gebaat om het gehuurde goed te laten renderen. In deze zaak zijn huurder en verhuurder een zeer summiere huurovereenkomst voor een evenementenhal aangegaan, waarbij een omzethuur van tien procent werd overeengekomen, zonder minimumhuur of andere aanvullende afspraken. Het vooruitzicht was namelijk een forse jaaromzet (twaalf miljoen euro). Na een aanvankelijke stijging van de omzet (en daarmee van de huurprijs), is de omzet al jaren dalende zonder vooruitzicht op verbetering. Verhuurder vordert daarom ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, althans wijziging van de huurovereenkomst zodat de omzethuur wijzigt in een jaarhuurprijs van 1,2 miljoen euro.
De kantonrechter overweegt dat de genoemde prognose geen rol speelt: deze maakte deel uit van een ruw voorstel, doch is niet meer in andere stukken genoemd. Wél van belang is dat de nieuwe eigenaar van huurder heeft besloten evenementen te verplaatsen van het gehuurde naar andere (eigen) locaties, zodat de opbrengst van deze evenementen niet meeweegt in de huurprijs, maar de omzet wel binnen het concern blijft. Deze bedrijfseconomische beslissing strookt in dit geval niet met de for better or for worse gedachte van een omzethuur. Daarbij is in het bijzonder van belang dat partijen geen minimumhuur hebben afgesproken en dat geen winst gerelateerde huur, maar een omzethuur is overeengekomen. De huurder dient daarom meer dan anders rekening te houden met de belangen van verhuurder bij het draaien van omzet in het gehuurde. De huurder heeft dat in dit geval niet gedaan en de ontbinding wordt daarom toegewezen.
Deze uitspraak maakt duidelijk dat (in ieder geval) bij een omzethuur zonder vaste component, de huurder gehouden is, bij het nemen van bedrijfsbeslissingen die van invloed zijn op de omzet in het gehuurde, rekening te houden met de belangen van de verhuurder. Het verdient aanbeveling om afspraken te maken over de situatie dat weinig of geen omzet wordt gehaald. Zonder dergelijke afspraken komt de huurder er niet mee weg om een (weliswaar voor huurder) economisch logische beslissing te maken zonder de verhuurder een compensatie aan te bieden.
Ivette is samen met Nathalie Amiel (Houthoff) auteur voor de rubriek ‘huurrecht’ van mr-online. Bent u geïnteresseerd in hun bijdrage? Mr. website voor juristen.