Aldus de Hoge Raad ontstaat een regresvordering van een hoofdelijk verbonden schuldenaar (op zijn medeschuldenaren) pas op het moment dat hij aan de schuldeiser meer voldoet dan hem aangaat (ten opzichte van die medeschuldenaren). Tot op heden werden de arresten van de Hoge Raad anders uitgelegd. (HR 6 april 2012, LJN BU3784)
De feiten
A en B zijn ieder voor 50% eigenaar van een paard. Op 26 oktober 1990 is X door het paard tegen haar knie getrapt met ernstig letsel tot gevolg. X heeft alleen A bij brief van 8 september 1995 aangesproken tot vergoeding van haar schade. Op 15 juni 2001 is in een juridische procedure vastgesteld dat A aansprakelijk is voor deze schade. Achmea, de aansprakelijkheidsverzekeraar van A, heeft de volledige schade van X vergoed. Achmea spreekt B aan op vergoeding van de helft van de door haar betaalde schade, aangezien B voor 50% mede-eigenaar is van het paard. Deze vordering van Achmea op B wordt ook wel een regresvordering genoemd. B en zijn aansprakelijkheidsverzekeraar (ASR) stellen dat de vordering van Achmea op B is verjaard. Achmea start een juridische procedure tegen B en ASR. Zowel de rechtbank, het hof als de Hoge Raad, wijzen het beroep van B en ASR op verjaring van de regresvordering af en stellen Achmea in het gelijk. B en ASR moeten na al die jaren alsnog de helft van de door Achmea aan X betaalde schade aan Achmea vergoeden.
Ontstaan regresvordering
Als meerdere partijen ten aanzien van een zelfde schuld ieder voor het geheel aansprakelijk zijn, dan zijn zij hoofdelijk verbonden. Als een hoofdelijke schuldenaar de gezamenlijke schuld geheel voldoet, heeft hij een regresvordering op zijn medeschuldenaren. De praktijk leidde uit eerdere uitspraken van de Hoge Raad af dat een regresvordering al bestaat vanaf het moment dat hoofdelijke verbondenheid ontstaat. Men ging er vanuit dat op dat moment sprake was van een bestaande voorwaardelijke vordering. Zodra de schuld was voldaan, wijzigde de voorwaardelijke vordering in een onvoorwaardelijke. De Hoge Raad overweegt in deze uitspraak evenwel dat hier geen sprake is van een voorwaardelijke vordering. Het daadwerkelijk voldoen van de schuld (voor meer dan hem aangaat) is een vereiste voor het ontstaan van de regresvordering. De regresvordering van een hoofdelijk verbonden schuldenaar ontstaat dus pas op het moment dat hij de schuld heeft voldaan voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat.
Verjaring regresvordering
Op grond van de wet is de verjaringstermijn van een regresvordering vijf jaar. De Hoge Raad overweegt dat deze termijn pas gaat lopen zodra de (regres)vordering opeisbaar is. Dit ligt besloten in de wet. Het zou ook in strijd zijn met het rechtskarakter van de verjaring als die termijn al vóór de opeisbaarheid van de (regres)vordering zou gaan lopen en eventueel zelfs voor dat moment voltooid zou kunnen zijn.
Uitzonderingen blijven toch mogelijk
Er bestaan situaties waarin een regresvordering niet met succes kan worden ingesteld, zelfs al is deze nog niet verjaard. De Hoge Raad overweegt dat een dergelijk beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. Daarnaast kan er sprake zijn van rechtsverwerking. Hierbij zijn de feiten en omstandigheden van een specifiek geval van belang.
Wilt u meer weten? Neem contact op met Mignon ter Beek of met een van onze andere specialisten zekerheidsrecht.