De strenge toets uit het Helsdingen/Klein (Herenhuis)arrest, waarin de Hoge Raad overwoog dat de enkele omstandigheid dat de exploitatie van het verhuurde in ongewijzigde staat onrendabel is, onvoldoende is voor het aannemen van dringend eigen gebruik en dat in dat geval sprake dient te zijn van een structurele wanverhouding tussen de exploitatiekosten en de huuropbrengsten, geldt niet bij bedrijfsruimteverhuur ex art. 7:290 BW. Bij de bescherming van de huurder van bedrijfsruimte als bedoeld in art. 7:290 Burgerlijk Wetboek gaat het om een bescherming van een recht van (fundamenteel) andere aard, waarbij met name bedrijfseconomische belangen van de huurder en de verhuurder een rol spelen. Van de verhuurder van bedrijfsruimte kan in een geval als het onderhavige – waarin de noodzaak van renovatie tussen partijen niet ter discussie staat – niet worden gevergd dat de verhuurder een huurovereenkomst voortzet die na renovatie leidt tot een niet-kostendekkende exploitatie.