Het leerstuk omtrent het profiteren van een wanprestatie lijkt behoorlijk uitgekristalliseerd: profiteren van een wanprestatie is op zichzelf niet onrechtmatig. Van onrechtmatigheid is pas sprake als de aangesproken partij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst weet of behoort te weten dat zijn wederpartij door het sluiten van die betreffende overeenkomst wanprestatie pleegt jegens een derde, en bovendien sprake is van bijkomende omstandigheden.
In deze uitspraak (Gerechtshof Den Haag, 14 maart 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:659) stond onder meer de vraag centraal of een rechtsopvolgend verhuurder een onrechtmatige daad verweten kon worden, omdat hij zou hebben geprofiteerd van een wanprestatie van zijn voorganger/de oorspronkelijke verhuurder. De (vermeende) wanprestatie waarvan deze rechtsopvolgend verhuurder zou hebben geprofiteerd, zag op het door de oorspronkelijke verhuurder (verkoper) niet-gerespecteerde voorkeursrecht van koop dat huurder op grond van de huurovereenkomst genoot. In deze uitspraak kwam ook de vraag aan de orde of de opzegging van de verhuurder op grond van ‘dringend eigen gebruik’ stand hield. Deze opzegging hield in hoger beroep overigens geen stand. In de annotatie wordt enkel stil gestaan bij de materie rondom het ‘profiteren van een wanprestatie’.
Geïnteresseerd in deze bijdrage?