Bij arrest van 8 juni 2018 heeft de Hoge Raad zich gebogen over een discussie tussen een huurder en verhuurders over de kwalificatie van een overeenkomst. Ivette Mol schreef hier een noot bij, welke is gepubliceerd in het TvHB 2018/18, UDH:TvHB/15186. Hieronder volgt een korte samenvatting van de feiten.
De huurder verdedigt dat de overeenkomst een koopovereenkomst is, hetgeen de verhuurders betwisten. De huurder meent dat de koopovereenkomst nietig is en vordert terugbetaling van de koopprijs (onder aftrek van de huurachterstand). Ondertussen laat de huurder in drie huurovereenkomsten aanzienlijke betalingsachterstanden ontstaan en is in één van de gehuurde panden een hennepkwekerij geëxploiteerd. Het hof wijst een deelarrest en oordeelt dat de betreffende overeenkomst niet een koopovereenkomst is. De vordering tot terugbetaling van de koopprijs wordt dan ook afgewezen en het hof ontbindt de huurovereenkomsten onder meer in verband met de betalingsachterstanden en de exploitatie van de hennepkwekerij. De Hoge Raad overweegt dat het hof zonder nadere motivering niet kon oordelen dat de betreffende overeenkomst niet een koopovereenkomst was en vernietigt daarom het gehele arrest van het hof onder terugverwijzing van de kwestie naar een ander hof. De Hoge Raad overweegt daarbij dat de vraag of de ontbinding van de huurovereenkomsten gerechtvaardigd is in het licht van de omstandigheden van het geval, bij het verwijzingshof opnieuw aan de orde zal moeten komen.
Wilt u deze annotatie lezen? Zie bijgaande bijlage. Wilt u met Ivette Mol hierover van gedachten wisselen? Neemt u dan contact op met Ivette Mol.